Verhalen van de wind

Op een zonnige zondagmiddag in Haarlem vindt bij de Schoterveense Molen de derde intieme voorstelling plaats van ‘Verhalen van de wind.’ Langzaamaan raakt het publiek betoverd door de gedichten van Daan Doesborgh, de verfijnde fluittonen van Dodó Kis en de tot de verbeelding sprekende beelden van visueel kunstenaar Charlotte Bernson.

Verhalen van de wind

Tekst: Deirdre Enthoven / Foto: Sanne van den Elzen

Aan de rand van een Haarlemse woonwijk, omgrensd door een weiland met koeien, smalle sloten en hoge bomen, staat de Schoterveense Molen. Het is een kleine, houten wipmolen – een oud type poldermolen - waarschijnlijk al gebouwd voor 1600. Aan de achterkant staat een klein podium opgesteld met daar tegenover een tiental houten banken. Hier begint zo de derde voorstelling van het drieluik ‘Verhalen van de wind’, een project van Fiatlux Art Projects. Voorafgaand aan de eerste twee voorstellingen vonden bovendien workshops voor kinderen plaats. 

Bezoekers druppelen ‘binnen’ en nemen plaats. Sommigen zijn zo wijs geweest een hoed op te zetten of zonnebrand mee te nemen; de zon schijnt fel en zal dat de gehele voorstelling blijven doen. Dan neemt Iván García-Romero, directeur van Fiatlux Art Projects, het woord. ‘Ik ben altijd gefascineerd door oude verhalen en breng ze graag onder de aandacht door ze te verwerken in een cross-over-voorstelling met kunst’, leidt hij de voorstelling in. ‘In ‘Verhalen van de wind’ worden de oude verhalen van molenaars tot leven gewekt door de gedichten van Daan Doesborgh, de muziek van de Hongaarse muzikant Dodó Kis - ‘met de wind in gedachten moest het natuurlijk een fluitist zijn’ - en de beelden van visueel kunstenaar Charlotte Bernson.’ 

 

Dodó strooit tarwekorrels op een soort zeef, Daan laat ze rondrollen en het geluid dat dat maakt klinkt als een rustig golvende zee. Achter hen op een groot flatscreen worden de bewegende beelden van Charlotte zichtbaar; visuele associaties die zij van Daans gedichten maakte. Het geluid van schreeuwende spreeuwen zwelt aan en langzaam volgen de eerste diepe klanken van een tenorblokfluit. Dodó zal afwisselend op een gewone blokfluit, een alt-, tenor-, bas- en een Hongaarse dubbele fluit spelen, terwijl Daan een groot aantal gedichten voordraagt. Daarin komt ook de geschiedenis van de molen naar voren. De oudste exemplaren staan of stonden niet in Nederland, maar in Engeland en Frankrijk. 

‘In elke polder loop je tegen molens aan
Op elke ansichtkaart vind je Delftsblauwe molens
Die hier niet zijn ontstaan’

Er volgt een klankgedicht over de molenaarstechnieken, met veel in de vergetelheid geraakt maar tot de verbeelding sprekend molenaarsjargon; en een gedicht over de rol van molens in de oorlog. Terwijl ze graan maalden voor de vijand zaten er mensen ondergedoken. Er is een gedicht over een molen die in de fik gaat; een gedicht dat het mysterieuze karakter van de molen probeert de ontrafelen. ‘Wat gebeurde er daar?’ en een gedicht waarin veel oude, soms totaal onbekende spreekwoorden over molens zijn verwerkt.

‘Dat past als een himphamp op een molen’, en:
‘Je kan geen zin zeggen of ergens gaat een molen draaien’

Op het scherm verschijnen door elkaar lopende, oude beelden van boeken, een molenaar met een doorleefd gezicht en spelende mensen op het strand. De muziek van Dodó doet dan weer denken aan de fluit van een vertrekkende stoomtrein, dan weer aan een kabbelend beekje met kwetterende vogels. Zittend onder de ruisende bomen gaat de muziek naadloos over in de omgeving en weet je soms niet of wat je hoort toeval is of bij de voorstelling hoort. Zo raakt het publiek langzaamaan betoverd.

‘We kennen allemaal de molen, maar als je je erin verdiept, merk je hoe weinig je er eigenlijk over weet’, zegt Daan Doesborgh na afloop. Hij sprak voor dit project met een aantal molenaars en las ook een heel aantal oude volksverhalen over molens. ‘Veel hebben iets sinisters’, ontdekte hij. ‘Een molen is toch een soort black box. Een boer geeft zijn graan om het te laten malen, maar weet vervolgens niet wat er in de molen precies gebeurt. En is het wel zijn eigen graan wat hij gemalen terugkrijgt?’ Over de muziek die Dodó bij zijn gedichten maakte, vertelt zij: ‘Ik volg de tekst en het beeld, maar improviseer ook in het moment. De basis is voor elke voorstelling hetzelfde, maar doordat elke molen weer anders is, elke plek zijn eigen kernmerken heeft, en zelfs doordat er ander publiek komt, is het toch steeds weer een andere performance geworden.’ 

 

De van oorsprong Mexicaanse Iván García-Romero besluit: ‘Ik heb in verschillende landen gewoond en heb veel gereisd. Waar ik ook kwam, het immateriële erfgoed spreekt altijd tot de verbeelding. Vieringen, uitdrukkingen, ervaringen; de verhalen van mensen laten zo veel meer zien dan een plek of gebouw op zich. Dat hebben Daan, Dodó en Charlotte in deze voorstelling heel treffend laten zien en horen.’